Gedichten bij de bomenwandeling VVA-Limburg in Hasselt op 25/10/2022
Gedichten bij de bomenwandeling VVA-Limburg in Hasselt op 25/10/2022
Boomgedichten
(gedicht 1 : oud-kerkhof open ruimte bij de rode beuken)
Ik ben nog met de dood niet klaar geen stèles nee, geen zuil, afgebroken. Het voelt zo leeg, zo koud met al dat steen ik mis het armenkruis van hout. Er moet decor zijn voor de rijke dood. Wij zullen monumenten eren. Geef mij de worteltenen van de rode beuk waarin klein water rust, een slak voortkruipt. Geef mij de knotsen en de spleten, kussentjes van mos en rank klimop, het hangen van de ceder. En laat mij achter onder de oerwarme armen van breed barmhartig de Japanse honingboom.
Karel Sergen
(gedicht 2 : oud-kerkhof bij de pukkelpop-bomen)
Er is een boom geveld, met lange, groene lokken. Hij zuchtte ruisend als een kind terwijl hij viel, nog vol van zomerwind. Ik heb de kar gezien, die hem heeft weggetrokken. O, als een jonge man, als Hector aan de zegewagen met slepend haar en met de geur van jeugd stromend uit zijn schone wonden, het jonge hoofd nog ongeschonden de trotse romp nog onverslagen
Maria Vasalis
(gedicht 3 : campus Vilderstraat)
Bomen zijn werkelijk. Hun bladeren praten werkelijk met woorden veelzeggend en letterloos. Hun toppen zingen. Hun stammen zwijgen hoorbaar. Hun wortels houden van de aarde. Naar een boom ziende zie ik hemel en aarde in elkanders armen. Want een boom, een boom is een bruiloft.
Hans Andreus
(gedicht 4 : bij de oude olm aan de Hasseltse bibliotheek)
Ruis ik al duizend jaar hetzelfde lied op gelispel van de wind? Ik tel de jaren niet, maar graai met open gespreide vingers in het land. Zo win ik, wachter van de aarde, grip op heden en leef in dieptes van verleden en herinnering. Bij regen breken gedachten uit mijn bast die zich handen heugt, armen, woorden van liefde die ik in mijn hout behoud. Bij ontij dwalen schaduwen voorbij van hen die vuur uit stenen sloegen, wiens beenderen hier in heuvels slapen. Tussen mensen overleefde ik elk gevecht, niets verstrijkt echt, maar wordt in wortels opgeslagen. Ligt het aan mij dan blijf ik hier nog duizend maal duizend jaar.
Catharina Boer
(gedicht 5: begijnhof)
Als ik de bomen zie gemaakt van hetzelfde leven, maar dan met stam en tak en twijgen Als ik de bomen zie dan luister 'k altijd even naar hun fantastisch zwijgen. Ik heb de storm zien komen hij sloeg ze half kapot Verstild zag ik ze dromen of dansen, zomerzot Ik zag hun angst en beven in donker en in licht En zie mijn eigen leven in hun verweerd gezicht.
Toon Hermans
Gedichten bij de bomenwandeling VVA-Limburg in Hasselt op 25/10/2022
Boomgedichten
(gedicht 1 : oud-kerkhof open ruimte bij de rode beuken)
Ik ben nog met de dood niet klaar geen stèles nee, geen zuil, afgebroken. Het voelt zo leeg, zo koud met al dat steen ik mis het armenkruis van hout. Er moet decor zijn voor de rijke dood. Wij zullen monumenten eren. Geef mij de worteltenen van de rode beuk waarin klein water rust, een slak voortkruipt. Geef mij de knotsen en de spleten, kussentjes van mos en rank klimop, het hangen van de ceder. En laat mij achter onder de oerwarme armen van breed barmhartig de Japanse honingboom.
Karel Sergen
(gedicht 2 : oud-kerkhof bij de pukkelpop-bomen)
Er is een boom geveld, met lange, groene lokken. Hij zuchtte ruisend als een kind terwijl hij viel, nog vol van zomerwind. Ik heb de kar gezien, die hem heeft weggetrokken. O, als een jonge man, als Hector aan de zegewagen met slepend haar en met de geur van jeugd stromend uit zijn schone wonden, het jonge hoofd nog ongeschonden de trotse romp nog onverslagen
Maria Vasalis
(gedicht 3 : campus Vilderstraat)
Bomen zijn werkelijk. Hun bladeren praten werkelijk met woorden veelzeggend en letterloos. Hun toppen zingen. Hun stammen zwijgen hoorbaar. Hun wortels houden van de aarde. Naar een boom ziende zie ik hemel en aarde in elkanders armen. Want een boom, een boom is een bruiloft.
Hans Andreus
(gedicht 4 : bij de oude olm aan de Hasseltse bibliotheek)
Ruis ik al duizend jaar hetzelfde lied op gelispel van de wind? Ik tel de jaren niet, maar graai met open gespreide vingers in het land. Zo win ik, wachter van de aarde, grip op heden en leef in dieptes van verleden en herinnering. Bij regen breken gedachten uit mijn bast die zich handen heugt, armen, woorden van liefde die ik in mijn hout behoud. Bij ontij dwalen schaduwen voorbij van hen die vuur uit stenen sloegen, wiens beenderen hier in heuvels slapen. Tussen mensen overleefde ik elk gevecht, niets verstrijkt echt, maar wordt in wortels opgeslagen. Ligt het aan mij dan blijf ik hier nog duizend maal duizend jaar.
Catharina Boer
(gedicht 5: begijnhof)
Als ik de bomen zie gemaakt van hetzelfde leven, maar dan met stam en tak en twijgen Als ik de bomen zie dan luister 'k altijd even naar hun fantastisch zwijgen. Ik heb de storm zien komen hij sloeg ze half kapot Verstild zag ik ze dromen of dansen, zomerzot Ik zag hun angst en beven in donker en in licht En zie mijn eigen leven in hun verweerd gezicht.